In de update van afgelopen week hebben we u geïnformeerd over de onduidelijkheid die is ontstaan over het begrip ‘onherroepelijke overeenkomst’ in het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning. Vandaag is duidelijk geworden wat onder het begrip ‘onherroepelijke overeenkomst’ moet worden verstaan.
Hieronder treft u de tekst aan uit de nota van de Minister naar aanleiding van het nader verslag bij belastingplan 2013:
De leden van de fractie van het CDA vragen naar de betekenis van de term "onherroepelijk" zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 10bis.1 van de Wet IB 2001. Met de term "onherroepelijk" is ervoor gekozen om zoveel mogelijk zekerheid te verschaffen door met het gebruik van deze term aan te sluiten bij het overgangsrecht zoals dat gold zowel ten tijde van de invoering van de bijleenregeling in 2004 als ten tijde van de afschaffing van de goedkoperwonenregeling in 2010. Ook onder het toenmalige overgangsrecht diende er sprake te zijn van een onherroepelijke schriftelijke koopovereenkomst.
Net als toen geldt derhalve voor een beroep op het huidige overgangsrecht dat sprake moet zijn van reële overeenkomsten waardoor betrokken partijen onherroepelijk gebonden zijn. Het ontmoet echter geen bezwaar als dergelijke overeenkomsten een normale ontbindingsclausule bevatten. De beleidsmatige uitwerking van deze bepaling zoals toen was opgenomen in het besluit van 20 februari 2007 en is voortgezet in het besluit van 26 augustus 2010 geldt derhalve ook voor het thans voorgestelde overgangsrecht.
De schriftelijke overeenkomst moet uiterlijk op 31 december 2012 tot stand zijn gekomen. Bij nieuwbouwwoningen is daarvan sprake zodra de koop-aannemingsovereenkomst waarbij over en weer verplichtingen worden aangegaan gesloten is. Ook moet de koopprijs in de overeenkomst zijn vastgesteld. Deze overeenkomsten mogen een gebruikelijke ontbindingsclausule bevatten. Het gebruikelijke financieringsvoorbehoud en de wettelijke bedenktijd van drie dagen worden beschouwd als dergelijke clausules en deze doen derhalve niet af aan de onherroepelijkheid van de overeenkomst.
Bij nieuwbouw zijn diverse ontbindingsclausules en opschortende voorwaarden mogelijk. In de praktijk is het bijvoorbeeld gebruikelijk om een overeenkomst aan te gaan onder de opschortende voorwaarde dat de ondernemer op een bepaald tijdstip ten minste een bepaald percentage van de woningen van het project heeft verkocht. Ook kan als voorwaarde gelden dat een bouwvergunning wordt afgegeven of dat de grond door de ondernemer in eigendom wordt verworven.
Dergelijke voorwaarden hoeven in beginsel geen belemmering te zijn voor toepassing van het overgangsrecht, mits het gebruikelijke voorwaarden zijn waarvan de vervulling zich onttrekt aan de invloedssfeer van de koper. In alle gevallen geldt het overgangsrecht alleen als de woning ten gevolge van die overeenkomst daadwerkelijk wordt gekocht en aansluitend aan de levering als eigen woning gaat dienen.
De leden van de fractie van het CDA vragen naar de betekenis van de term "onherroepelijk" zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 10bis.1 van de Wet IB 2001. Met de term "onherroepelijk" is ervoor gekozen om zoveel mogelijk zekerheid te verschaffen door met het gebruik van deze term aan te sluiten bij het overgangsrecht zoals dat gold zowel ten tijde van de invoering van de bijleenregeling in 2004 als ten tijde van de afschaffing van de goedkoperwonenregeling in 2010. Ook onder het toenmalige overgangsrecht diende er sprake te zijn van een onherroepelijke schriftelijke koopovereenkomst.
Net als toen geldt derhalve voor een beroep op het huidige overgangsrecht dat sprake moet zijn van reële overeenkomsten waardoor betrokken partijen onherroepelijk gebonden zijn. Het ontmoet echter geen bezwaar als dergelijke overeenkomsten een normale ontbindingsclausule bevatten. De beleidsmatige uitwerking van deze bepaling zoals toen was opgenomen in het besluit van 20 februari 2007 en is voortgezet in het besluit van 26 augustus 2010 geldt derhalve ook voor het thans voorgestelde overgangsrecht.
De schriftelijke overeenkomst moet uiterlijk op 31 december 2012 tot stand zijn gekomen. Bij nieuwbouwwoningen is daarvan sprake zodra de koop-aannemingsovereenkomst waarbij over en weer verplichtingen worden aangegaan gesloten is. Ook moet de koopprijs in de overeenkomst zijn vastgesteld. Deze overeenkomsten mogen een gebruikelijke ontbindingsclausule bevatten. Het gebruikelijke financieringsvoorbehoud en de wettelijke bedenktijd van drie dagen worden beschouwd als dergelijke clausules en deze doen derhalve niet af aan de onherroepelijkheid van de overeenkomst.
Bij nieuwbouw zijn diverse ontbindingsclausules en opschortende voorwaarden mogelijk. In de praktijk is het bijvoorbeeld gebruikelijk om een overeenkomst aan te gaan onder de opschortende voorwaarde dat de ondernemer op een bepaald tijdstip ten minste een bepaald percentage van de woningen van het project heeft verkocht. Ook kan als voorwaarde gelden dat een bouwvergunning wordt afgegeven of dat de grond door de ondernemer in eigendom wordt verworven.
Dergelijke voorwaarden hoeven in beginsel geen belemmering te zijn voor toepassing van het overgangsrecht, mits het gebruikelijke voorwaarden zijn waarvan de vervulling zich onttrekt aan de invloedssfeer van de koper. In alle gevallen geldt het overgangsrecht alleen als de woning ten gevolge van die overeenkomst daadwerkelijk wordt gekocht en aansluitend aan de levering als eigen woning gaat dienen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Dank voor je reactie, onze moderators zullen de inhoud vd tekst controleren en daarna z.s.m. plaatsen op deze blog.